Home
oud en jong
GrensVrijheid
De brieven

Beste L, A, M en C,

Ooit maakten jullie een filmpje over oud, ouderdom en de verhouding met jong zijn. Graag deel ik nu met jullie mijn gedachtes over dit onderwerp.

De kwestie oud – jong in kerken is een heet hangijzer. En ook in het jeugdwerk van de doopsgezinden en remonstranten kwam het met de regelmaat van de klok weer boven. We besteedden er vergaderingen aan, waarbij twee partijen zich manifesteren. De ene beweert dat de kerk alleen kan voortbestaan als er jonge mensen geïnteresseerd raken in de kerk. De andere partij beweert dat de kerk niet voor jonge mensen is, maar voor mensen in de leeftijd boven de 40 die na alle drukte van carrière en kinderen, weer belangstelling krijgen voor meer spirituele zaken.

Laat ik beginnen met een gedicht van Annie M.G. Schmidt;

erwtjes.

Toen ze een meisje was van zeventien moest ze een hele middag erwtjes doppen op het balkon. Ze wou de teil omschoppen. Ze was heel woest. Ze kon geen erwt meer zien.

Toen ging ze maar wat dromen, van geluk, en dat geluk had niets te doen met erwten maar met de Liefde en de Grote Verte. Dat dromen hielp. Het scheelde heus een stuk.

En dat is meer dan vijftig jaar terug. Ze is nu zeventig en heel erg fit en altijd als ze ’s middags even zit, mijmert ze, met een kussen in de rug,

over geluk en zo… een beetje warrig, maar het heeft niets te maken met de Verte en met de Liefde ook niet. Wel met erwten, die komen altijd weer terug, halsstarrig.

Ach ja, zegt ze. Ik kan mezelf nog zien, daar in mijn moeders huis op het balkon, bezig met erwtjes doppen in de zon. Dat was geluk. Toen was ik zeventien.

Laten we wat feiten op een rij zetten. (Jos Dobber)

Ongeveer 150 jaar geleden was de gemiddelde levensverwachting van mensen 50 jaar, nu ligt deze boven de 80. Tot ongeveer 1950 kwam de groei van de gemiddelde levensverwachting vooral door het verminderen van sterfte op jonge leeftijd. Na 1950 is de toegenomen levensverwachting vooral toe te schrijven aan het feit dat mensen langer leven. Vanuit evolutionair biologisch perspectief is de mens ‘fit’ tot ongeveer 50 jaar, de tijd om kinderen volwassen en zelfstandig te laten worden. Vanaf dat vijftigste levensjaar wordt veroudering merkbaar. Onze genetische aanleg, de omgeving, en toevallig opgetreden schade bepalen de verouderingssnelheid. Het verouderingsproces wordt niet voorkomen, maar wel uitgesteld. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, is er geen vaststaand biologisch plafond aan de menselijke levensverwachting, en, zoals twee demografen in hun artikel in Science duidelijk maken, neemt de levensverwachting vanaf 1840 in een vrijwel rechte lijn toe met een snelheid van ongeveer 2,5 jaar per 10 jaar. De levenskunst bij het ouder worden is dus te leren het langere leven vorm te geven.

Waarom is “Levenskunst en ouder worden” een thema, en “Jong-zijn en levenskunst” niet? Als je jong bent lijk je nog alles te kunnen worden, je leven moet nog vorm krijgen, je kunt tastend naar buiten staren, alles lijkt nog mogelijk. Juist als je jong bent kun je van je leven nog een kunstwerk maken, voor ouderen geldt dat het leven al grotendeels vormgegeven is, je kunt je verleden niet ontkennen of negeren, het kunstwerk is er al. Misschien is de opdracht van het ouder worden het kunstwerk van het leven aan te passen, te herscheppen, met inachtneming van wat er al is en is geweest. Aanpassen aan veranderende fysieke, psychische, sociale en maatschappelijke omstandigheden. Nieuwe zin te vinden, het leven nieuwe zin te geven. De vanzelfsprekende zingeving van de vorige levensfase -werk, kinderen- is minder aanwezig, de uitingen van het fysieke en psychische veroudersingsproces sijpelen door.

Wie en wat geeft jouw leven zin? Wat wil ik, wat kan ik? Het vereist geloof in eigen kunnen, het zelfbeeld van mensen wordt in belangrijke mate bepaald door wat ze vanzichzelf zien, en wat ze zich over zichzelf horen zeggen: “Ik kan niet meer goed lopen, ik kom nergens meer, wat een vervelende handicap heb ik”. Of “Als ik ergens wil komen organiseer ik het zo dat het lukt, ik ben een doorzetter” Veerkracht, aanpassingsvermogen en optimisme dragen sterk bij aan zingeving, gebruik maken van je mogelijkheden, en aanpassen aan veroudering, ziekte en gebrek. Dat wordt bevestigd door de 85-plus studie van Universiteit Leiden, waarin ouderen vertelden gezondheid te zien als het behoud van basisvaardigheden (zien, horen, lopen) en afwezigheid van levensbedreigende ziekten. Als ze wel in hun functioneren beperkt werden kwam het op acceptatievermogen aan om je goed te blijven voelen. Daarnaast bleek vooral de kwaliteit van hun sociale contacten van belang voor het welbevinden. Aan de WHO-definitie van gezondheid als de afwezigheid van fysieke, mentale, en sociale gebreken, voldeed slechts 10% van de 85-jarige Leidenaren. Echter, de helft van de 85-jarigen beoordeelde het eigen welbevinden als goed tot zeer goed. De definitie van gezondheid van dr. Machteld Huber: ‘Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van de lichamelijke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven’.

Vergankelijkheid

Vergankelijkheid is mooi als je er langs kan rijden; ‘pittoresk, die mensen daar in dat krotje in de zon; en die olijfboom ernaast maakt het plaatje af’. En dan verder rijden naar een comfortabel hotel. Als je jong bent kan je roepen ‘nooit meer oorlog’ en ‘weg met de armoede’. Vergankelijkheid is, om je later te realiseren dat het een loze kreet bleek, dat de verschrikkingen gewoon doorgaan, terwijl je er niets tegen lijkt te kunnen doen, niets tegen doet. Is het zoiets als ‘Zoals de (zeer) ouden zongen, piepen in iedere tijd weer de jongen.’? Is dat dan het vergankelijksscenario, dat we uiteindelijk niets lijken te leren van het verleden? Het lijkt een zich eeuwig herhalend proces: jongeren die protesteren, ageren tegen vastgeroeste structuren en uiteindelijk zelf deel worden van vastgeroeste structuren. Je ziet het mooi verbeeld in de film ‘de rebelse stad’ over de provobeweging in de 60er jaren en de maagdenhuisbezetting; de jongeren van toen zijn doorgestroomd naar hun comfortabele huizen en zitten op hoge posten. Maar nu? Het is toch prachtig om te zien, dat kort geleden weer een groep jongeren zich inzettte voor deels dezelfde idealen als toen in de 60er jaren, weer het Maagdenhuis bezetten. En hoe reageert nu de top van de universiteit, inclusief de minister: ze gaan, aarzelend, mee, begrijpen wat er aan de hand is. Denken mee in die hartekreet van de studenten van het meer willen delen van verantwoordelijkheid.

In het gedicht ‘de zeer oude zingt’ van Lucebert lijkt de fatalistische gedachte van het eeuwig herhalende proces naar berusting en comfort te overheersen. Maar dan slaat het gedicht om, op het moment dat de overbekende zin komt “alles van waarde is weerloos” volgt de kern van het gedicht: “alles wordt van aanraakbaarheid rijk”- Pas als we aanraakbaar worden, als we in staat zijn aan te raken, geen afstand meer houden, maar echt contact maken, krijgt ons leven waarde. Het gaat uiteindelijk om het contact wat we met elkaar aangaan. Als we werkelijk in staat zijn om het contact met elkaar aan te gaan, kunnen we de kringloop van protest naar gezapigheid doorbreken. Dat wordt dan het kloppend hart van onze wereld, ons leven.

Lucebert; de zeer oude zingt

er is niet meer bij weinig noch is er minder nog is onzeker wat er was wat wordt wordt willoos eerst als het is is het ernst

het herinnert zich heilloos en blijft ijlings alles van waarde is weerloos wordt van aanraakbaarheid rijk en aan alles gelijk als het hart van de tijd als het hart van de tijd

Het gevaar van jong zijn is, dat je zulke stormachtige ideeën hebt, dat je de realiteit uit het oog dreigt te verliezen. Het gevaar van je werkzame leven met het opvoeden van kinderen is, dat je idealen verdwijnen en je comfort zoekt, maar het grote gevaar van oud zijn, is, dat je wereld steeds kleiner wordt, nog slechts voor jezelf leeft, het IK gaat overheersen. Je bent zo veel bezig met je eigen verzorging, met de gebreken van je lijf; je wordt haast gedwongen je steeds meer op jezelf te richten. Er is een subtiel verschil tussen zorgen maken om je leven en leven zelf. Het verschil zit hem in het loslaten van het IK, het toelaten van levenskracht door eens flink door te ademen, om je heen te kijken en de verbondenheid te voelen met de wereld, met anderen, de wereld en het kind in jezelf, inclusief de idealen die daar bij hoorden. Alles verandert steeds, wij ook; uit stof komen we voort, tot stof keren we terug en uit ons stof komt weer nieuw leven voort. Alleen al het bewustzijn van die verbondenheid met het eeuwige leven in de kosmos kan ons de rust geven te weten dat we niet alleen voor onszelf leven. Haal diep adem, kijk om je heen, zie elkaar, de wereld en de schoonheid van dat alles; en leef.

Met hartelijke groet, Dik

Afbeelding 1 Video 1
GrensVrijheid