Home
Veer-kracht
GrensVrijheid
De brieven

Beste H,

Om te beginnen citeer ik je uit jouw eigen boek, ‘veer-kracht’.

“Na mijn rugoperatie heb ik negen maanden van oren tot liezen in een gipskorset ‘gewoond’. Ik was fysiek te zwak om naar school te gaan, waardoor ik veel thuis bij mijn ouders zat en weinig onder leeftijdgenoten kwam. Vóór de ingreep was ik actief in het jeugdwerk en na de operatie probeerde ik de draad weer op te pakken. Zo kwam het dat ik, terwijl ik nog rolstoelafhankelijk was, toch een weekend mee mocht naar een groepsaccomodatie in het Gooi (Hoorneboeg). Het moet in de winter zijn geweest want er lag een dik pak sneeuw. De leiding had besloten dat ik overal aan mee zou doen en dus ook aan de wandeling door het bos. De een na de andere deelnemer liep achter mijn rolstoel en werkte zich daar in het zweet om de dunne bandjes door de sneeuw te duwen. Ik genoot van de winterkou op mijn wangen, het besneeuwde bos en de frisse lucht. Op een open plek hielden we stil. De rest van de groep was toe aan een sneeuwballengevecht. Ik lachte, moedigde aan en voorzag het schouwspel van commentaar. Waar ik geen rekening gehouden had –wie had dat ooit kunnen bedenken- gebeurde toch. Binnen luttele seconden was ik geen toeschouwer meer, maar deelnemer aan het sneeuwballengevecht. De groep was in een cirkel om mij heen gaan staan, en ik, die zich niet kon bewegen, stond in het midden. Alle sneeuwballen vlogen, eerst nog heel voorzichtigjes over mijn hoofd, maar al snel werd ik geraakt. Eerst op mijn jas, en daarna… er was geen houden meer aan. De sneeuwballen vlogen van alle kanten, hoog, laag, langs, en vooral ook tegen mij aan. Ik kreeg de volle laag, schreeuwde het uit, vloekte en lachte gelijktijdig. Het snot droop op een gegeven moment uit mijn neus. Toen we weer naar onze warme verblijfplaats terugkeerden, was ik veranderd in een dikke sneeuwpop. Overal zat sneeuw, zelfs in de ruimte tussen gips, hals en oren. Wat was ik gelukkig! Hier werd er niet voorzichtig als patiënt met mij omgegaan, hier was er niet alsmaar aandacht voor wat ik niet kon, hier was ik ondanks mijn beperkingen en mijn medische verhaal één met de anderen. Er werd met mij gedold en ik voelde mij daardoor geaccepteerd, gelijkwaardig en dronken van geluk.”

Het is een mooi citaat, omdat het zowel jou als het jeugdwerk waar ik al meer dan 40 jaar voor sta, typeert. Misschien mag je dat jeugdwerk wel bijbels bekijken; ik bedoel, zoals je een bijbelverhaal bekijkt, in al zijn lagen. Je leest/ziet wat er staat/gebeurt. Een mooi verhaal/gebeurtenis. Jammer als het daarbij blijft, want er is zoveel in te ontdekken.

Laat ik een herinnering aan jou, nog even als voorbeeld nemen:

Het is 1978, intussen professioneel jongerenwerker bij de Doopsgezinden, vierden we het één jarig bestaan van ons jongerenkeldertje op het Singel en we wilden dat op eigen wijze vieren. Los van regeltjes, samen, spectaculair. Ik bedacht een wedstrijd. Iedereen kreeg een stok, snoer, haakje, broodbolletjes… We zaten tenslotte aan een Amsterdamse gracht: een viswedstrijd! “Wie als eerste een vis vangt, krijgt als eerste een sleutel van de kelder, gratis”. Daarna kon iedereen een sleutel krijgen; maar die moesten dan wel betalen voor de sleutel. Jij wou niet meedoen… “ik ben doodsbang dat ik echt een vis vang!” zei je. Ik stelde je gerust en ook velen met haar: “de kans is minimaal dat je een vis vangt in deze vieze gracht; en àls, dan help ik je wel”.

Er was maar 1 winnaar, er ving maar 1 iemand een vis… jij. Gillend hield je je stok op afstand met de spartelende vis aan het haakje. En terwijl dappere jongens en meiden je vis bevrijdden, waren er lieve mensen die je troostten. En lachend vierden we verder feest en kreeg jij als eerste sleutelhouder de sleutel van de kelder, gevolgd door vele, vele anderen, jaar in jaar uit; honderden.

Zo déden we liefde, solidariteit en vertrouwen in een gemeenschap van jongeren. En spraken we elkaar aan op onze fouten, maakten we elkaars hoogtepunten en dieptepunten mee, maar lieten we elkaar niet los. Jaar in jaar uit werkend aan de verdere uitwerking en perfectionering van dit idee van gemeenschap vormen met mensen die geloven in een betere wereld, in, het hoge woord moet er af en toe uit: die geloven in het Rijk gods… die geloven in het Rijk gods dóen.

En intussen kregen we last met de buren; en intussen kregen we last met jongeren die in macht dachten en de vrijheid en vertrouwen gingen misbruiken door in drugs te handelen. Door openheid en eerlijkheid brachten we de verantwoordelijkheid terug waar die hoorde. Bij de groep zelf en werden handelaren, crimineeltjes en baasjes op hun plaats gezet zonder ze weg te sturen. En konden we weer meelopen met de jongeren, niet vanuit regeltjes, maar vanuit vertrouwen en verantwoordelijkheid voor elkaar. De Emmaüs methode zouden we het later noemen onder professionals. De methode die jou zo aansprak en waarmee je zelf ging werken op jouw eigen plek.

Iedereen die met jongeren werkt, kent het: Overal waar je met een groep jongeren komt, op kamp of op reis heerste altijd bij voorbaat een soort angststress; oh als dat maar goed gaat, als ze maar de boel heel laten, als ze maar betalen, als ze maar geen overlast veroorzaken, enz. Dat was 40 jaar geleden al zo en dat is nog steeds zo.

Ik ga mijn werk na, ons werk na. Ik zoek naar de kernpunten en de bronnen van positieve kracht van dat werk. Ik zoek al 40 jaar en jij al 25 jaar naar een antwoord op de mantra van de zuurpruimen die op een gegeven moment alleen nog maar van ‘grenzen stellen’ kunnen zingen en ‘hardere aanpak’ en ‘zero tolerance’ en ‘we moeten weer gaan verbieden’. En natuurlijk ken ik die onbedwingbare behoefte ook om regels te willen stellen omdat het nu eindelijk eens afgelopen moet zijn of omdat het de eenvoudigste oplossing lijkt voor problemen. En jongeren vragen toch zelf ook om regels… zeggen we dan. Maar dat argument lijkt me onhoudbaar. Tenslotte vragen ze ook om patat en de nieuwste I-Phone en hippe scooters; en die geven we ook niet voetstoots.

Nummer 1 is, dat we jongeren niet in de steek laten. Zo weet ik nog heel goed dat jaren geleden, C, een van de jongeren, regelmatig met een autoradio binnenkwam. Steeds probeerden we hem er van te overtuigen dat het verkeerd is, te stelen, te helen. Tot op een dag een van de andere jongeren, A, de verse autoradiobuit van C vroeg en het met een grote zwaai kapotsloeg tegen de betonnen keldervloer. Vervolgens bleven we net als altijd aardig voor C, maar nooit meer heb ik hem nog met gestolen waar gezien. Hem stuurden we niet weg, we bleven naast hem staan, want hij had het verdomd moeilijk, met bijna alles in zijn leven.

We blijven meelopen; we eten dus veel met elkaar, waarbij we elkaar bevragen, met elkaar in dialoog komen, maar net even anders, en als het moet zetten we de boel op z’n kop, in navolging van Jezus doen we dingen die eigenlijk niet mogen, zoals mensen laten slapen in de kelder. We ontmoeten elkaar zo echt mogelijk, al doende; reizend, klussend aan de kelder. Zo ontmoeten we elkaar met woorden die ik ze aanreik en die zij mij aanreiken. Maar we zoeken ook naar nieuwe ervaringen in het dagelijkse. Zo reizen we naar plekken waar weinig mensen heen gaan, waar we onze horizon kunnen verleggen en onze vaste patronen op hun kop gezet worden. Als we bijvoorbeeld naar Moldavië, Albanië of Wit-Rusland reizen en elkaar in kleine groepjes na 3 dagen op een afgesproken plek weer zien, rijk geworden aan ervaringen en nieuwe ontmoetingen. Buitenlandse jongeren die onze kelder bezoeken, blijven slapen. Wij allemaal mogen ze helpen en wegwijs maken in Amsterdam. Het Paasverhaal steeds weer opnieuw anders: Wat een schok als er geen regels zijn, maar dat je wel verantwoordelijk bent voor die kelder, die prachtruimte waar je, samen met 25 andere jongeren een sleutel van hebt en waar je iedereen mag uitnodigen. Dat is energie, dat is de wilde energie die we in ons hebben ondanks onze handicap: dat kan die moeilijke jeugd zijn, onze opvoeding, onze beperkte blik. Maar met 1 zekerheid, dat we het samen zullen kunnen, samen bij mogen dragen aan een betere wereld. Al zijn we nog zo bang om een vis te vangen: hup met die hengel in het water, in het vertrouwen dat er mensen zullen zijn die ons helpen als er zo’n engerd aan onze hengel bungelt.

Met lieve groet,
Dik

Afbeelding 1 Afbeelding 2
GrensVrijheid