Home
werken
GrensVrijheid
De brieven

Beste M, R, S, E, M, M, E, B, A, A,

M, jij schreef in 1979 een stukje in het toenmalige jongerenblaadje Touwtrekken over je dilemma werken of niet werken, idealisme en leuke dingen doen. Ik denk ook, dat het heel moeilijk is, te bedenken wat je wilt in je leven als je niet ‘gewoon je werk’ moet of hoeft te doen.

In 1997 organiseerde ik een tafelgesprek met de toen 16 en 17 jarigen in de Vrijburgkelder over wat je zou doen als je genoeg geld had en dus niet hoefde te werken. Iedereen vond het wel een aanlokkelijk idee en op mijn vraag wat je dan zou gaan doen, kwam vooral ‘leuke dingen doen’ als antwoord. Maar wat dat dan zou kunnen zijn was al aanzienlijk moeilijker. Sporten, eten, luieren, muziek en ontdekkingsreizen waren de meest genoemde ‘leuke dingen’. Sommigen wilden wel gewoon gaan werken maar niet perse voor meer geld, maar zo werken zodat er minder druk en stress zou zijn.

Wat is je ideaal en hoe verwezenlijk je die. Eigenlijk is dat wel de eerste vraag in je leven, die je zou moeten beantwoorden; beter gezegd zou moeten leren beantwoorden. En dat leren we blijkbaar niet. We komen vanaf de kleuterschool in een tredmolen terecht waarin je niet toekomt aan die vraag: Wat is mijn ideaal in het leven. Ik realiseer mij dat het ook heel moeilijk is, om die vraag op en goeie manier aan de orde te krijgen. In elk geval was ons tafelgesprek met de video erbij niet een goed middel.

Ik weet wel dat op reis ervaringen opgedaan werden die bepalend waren voor sommigen hun opleiding en leven. Bijvoorbeeld naar het kindertehuis in Servië; het was de reden voor een paar medereizigers om te kiezen voor een opleiding richting kinderen en kindertehuizen. Of een reis naar het landleven in Ierland bij iemand het boerenleven als ideaal groeide.

Ik denk dan ook dat ervaringen veel meer doen dan gesprekken, theorieën en beroepskeuzetests.

Weer kom ik uit bij de enorme waarde van reizen, waarin je leert te kijken naar die vreemde wereld waarin je terecht komt i.p.v. te zoeken naar de ‘leuke dingen’ die uitdraaien op het strand, de disco en het winkelen. Nieuwe ervaringen doe je op door ‘het er op te wagen’, ergens op af te stappen waar je zomaar toevallig niet terecht zou komen.

Sommigen noemden in het tafelgesprek wel ‘ontdekken’ als manier van leven. Misschien komt dat nog wel het meest in de richting van hoe je er achter komt hoe je wilt leven, waar je idealen liggen. Doe s dingen die je normaal gesproken nooit zou doen, dingen waar net een beetje meer moed voor nodig is, dan de reisgids te volgen, te gaan eten in dat leuke restaurantje en te gaan slapen in dat comfortabele hotel. Ga een beetje tegen je menselijke comfort neiging in en je ontdekt de gekste, nieuwste en mooiste dingen. En dus misschien wel een doel in je leven waar je in het veilge Amsterdamse leventje nooit achter zou zijn gekomen.

Het stukje van M, uit Touwtrekken 1979:

Morgen is het de laatste dag van m’n proeftijd van twee maanden op de kresj. Ik ben een beetje melancholies en romanties, maar dat komt ook door de muziek die ik nu hoor: “More songs about buildings and food”, van “The talking heads”…… (heerlijke muziek) Ik denk aan gisteren, toen ik tijdens de koffiepauze ineens moest huilen en ik gepraat heb met wat kollega’s over mijn problemen, mijn weerstand, mijn tegenzin voor dit werk. ’s Middags liep ik bijna een uur buiten met een van hen, Wilma. We praatten over werk, waarom je wel of niet zou werken, over dit werk, over ander werk, over mogelijkheden buiten dit werk, over idealen en haar ambities. Ik denk aan vanmiddag: ik wanhoopte, vervloekte de kinderen en toen ik om half twee verslagen in de personeelskamer kwam, was daar helemaal niemand; alleen de radio liet heel zachtjes zijn aanwezigheid merken. Ik was verbijsterd, geschrokken en dolgelukkig toen “unbeschreiblich weiblich” van Nina met uithalen en in vlagen tot me doordrong. Ik zette het geluid harden en dronk, slurpte, verslond melodie en woorden. Op dat moment kwam Wilma binnen. Ik schrok een beetje. “Hoi”, zei ik, “dit is Nina Hagen nou…” Ik ging zitten en glimlachte een beetje omdat ik wist dat Wilma niet wild is van dit soort muziek. “O ja”, zei ze als in een soort herkenning. Ze was even stil en zei: “Hele grote donkere ogen heeft ze….” “Mmmmm”, zwijmelde ik en dacht: “Stom dat ik haar nog nooit op teevee heb gezien….." Even daarna toen Wilma terug naar haar klas ging, liep ik naar buiten. Ik voelde me “Nina”, maar wist dat dat niet reeel was. Ik had nergens meer zin, maar wist dat dat voorbij zou gaan. Bij de groenteman waar ik altijd m’n appel koop werd ik eventjes wakker geschud. “En, wat zullen we vandaag doen?” zei hij voordat ik iets had kunnen zeggen, “Een goudreinet maar weer?” Ik lachte, en ik meende het. Toch leuk van zo’n man. Op de burg bij Tussen Meer huilde ik van verwarring. Beneden in het water was een wak in ’t ijs. Een waterhoentje dat ik voor het weekend bevroren op het ijs had zien liggen, dreef nu doelloos tussen de andere hongerige nog levende soortgenoten in het water. Twee zwanen snabbelden wat in het water, meeuwen vlogen in een grote groep af en toe over het wak waar vlak bij de kant een grote woerd van een boterham zat te pikkeren. De brug trilde toen de tram er overheen reed. Ik trilde mee. Onvermijdelijk zoiets. Achter me liepen ongetwijfeld moeders met kinderwagens. Zeurende kinderen, zware boodschappentassen. Ik liep terug naar de winkel en kocht een roombroodje.

Met een hartelijke groet, Dik

Video 1
GrensVrijheid