Home
zien - anders zien
GrensVrijheid
De brieven

Beste A, D, Y, J, G, S,

Van maart tot juni 2016 was er een fototentoonstelling over de vriendschap van de fotograaf Jeroen Kramer met Khiar. Het bijzondere van dit project is, dat Khiar niet in beeld komt. We krijgen een scherp beeld van wie Khiar is, door de foto’s van wat Khiar letterlijk ziet en hoe hij naar zijn wereld kijkt. Volop beelden van zijn huis, voorwerpen, winkels, katten, straatbeelden; allemaal maken ze onze voorstelling van Khiar compleet, sterker nog, foto’s van de man Khiar zelf zouden hem niet zo duidelijk hebben kunnen laten zien. De tentoonstelling roept dus ook de vraag op, hoe we naar anderen kijken en wat we nodig hebben aan beelden en verhalen om ons een precies idee van iemand te kunnen vormen. Wat moeten we vastleggen om aan anderen duidelijk te kunnen maken wie de persoon is.

Als kind kwam ik regelmatig bij vreemden. Het waren vreemden voor mij, maar vrienden van mijn ouders, of familie. Ik kan me nog veel situaties herinneren. Bijvoorbeeld dat grote huis in Amstelveen waar alles zo netjes was, een soort museum eigenlijk en er woonden ook geen kinderen. Ik mocht in de tuin maar had geen idee wat ik daar kon doen. In zo’n huis ging ik fantaseren wat er allemaal zou kunnen gebeuren… als… En dan bedacht ik gekke situaties zoals dat de waterleiding zou springen en alles onder water kwam of dat er in eens een koe binnen zou komen of dat ik dat grote huis zou kunnen inrichten zoals ik dat wilde met treinbanen, liften, glijbanen en hijskranen. Dat kon ik uren en tot slot zeiden de grote mensen ‘wat is ie lief zeg, Dikkie’. Ik voelde dan dat mijn ouders trots waren op me en dat gaf me een goed gevoel. Maar eigenlijk wilde ik helemaal niet lief zijn, maar lekker spelen met blokken, met skelters racen over de stoep, met vriendjes op avontuur gaan. Er waren ook mensen waar ik me direct lekker voelde. Het kwam soms wel door het speelgoed dat er was, zoals die Vliegende Hollander waar ik dan rondjes mee racete in die keurige nieuwbouwflatwijk. En vooral als ik dan met bebloede knieën en handen terugkwam en limonade kreeg voelde ik me lekker bij oom Jan en tante Bep. Met mijn vader mocht ik ook wel eens mee als hij bij klanten de TV moest repareren. Er was dan ook zo’n trotsgevoel in me omdat mijn vader kapotte apparaten kon repareren en die mensen dan heel blij werden. Bij één klant kwamen we vaker, het was een vriend van mijn vader geworden en hij woonde op het Rapenburgerplein in een piepklein huisje. Nu, terugkijkend weet ik dat het er een enorme rotzooi geweest moet zijn bij deze man die alleen woonde. Maar ik voelde me heerlijk tussen alle troep waar ik kon fantaseren over paarden in huis en schepen voor de deur waar ik zou instappen. En er was altijd wel iets waar ik mee speelde, van glas tot kapotte stoelen. Ik hoefde niet ‘lief’ te zijn, mocht gewoon doen waar ik zin in had, ik voelde me één met deze twee mannen die niet uit plichtplegingen bij elkaar waren maar uit vriendschap. Zoiets als thuis zijn dus, meer nog dan het werkelijke thuis zijn waar ik woonde met mijn vader en moeder.

Zo’n soort gevoel, zonder dat je iemand daadwerkelijk fysiek ziet, dat creëert een scherp beeld van iemand, ik denk scherper dan een foto. Zo maakten wij in 1987 een film, Of je zien ken hoe ik woon. Verschillende woonvormen kwamen aan de orde, van kraakpand tot sjiek grachtenpand. Tot slot vertelt een architect wat goede en slechte nieuwbouw is in de oude binnenstad. Al met al een film waarin de diversiteit van Amsterdam tot zijn recht komt en vooral die van de bewoners.

Met hartelijke groet, Dik

Video 1
GrensVrijheid